Het is natuurlijk best een strontklus
Bijgewerkt op: 12 nov. 2018
Iedereen kent ze wel: de mobiele toiletten op bouwterreinen en festivals. Ze moeten regelmatig worden schoongemaakt. Wilco Roskam is al acht jaar Dixi-reiniger.
‘Trek gerust je hoge hakken en witte mantelpakje aan”, zegt Dixi-directeur René Schreuder op het verzoek van nrc.next om een dagje met een Dixi-reiniger mee te lopen. Hij wil benadrukken dat het echt niet vies is. Écht niet.
Dixi’s, iedereen kent ze wel: die mobiele toilethokjes die je op menig bouwterrein, festival of buitenevenement aantreft. Hun oppervlakte is vaak niet veel groter dan één vierkante meter, ze zijn blauw of bruin van kleur. Wie weleens gebruikmaakt van een Dixi knijpt waarschijnlijk zijn neus en ogen even dicht tijdens het legen van z’n blaas. Want alles wat in het toilet belandt, blijft gewoon in het reservoir liggen en wordt dus niet netjes het riool in gespoeld.
Iedere reiniger een eigen wagen
Bij het Papendrechtse bedrijf Dixi werken zo’n 45 mensen. Door het hele land plaatsen, verwijderen én reinigen zij de toilethokjes. Iedere medewerker heeft een eigen, kleine vrachtwagen met daarin de nodige schoonmaakattributen, een reservoir met schoonmaakwater, een reservoir voor het Dixi-afval en ruimte voor vier Dixi’s.
Wilco Roskam (30) doet het werk al acht jaar. Zijn wagen heeft wel iets weg van een huiskamer. De voorruit en zijruiten zijn behangen met beige siergordijntjes en op het dashboard staan een koffiezetapparaat en een hartvormig fotolijstje met een foto van zijn vrouw. „Mijn meisje zorgt ervoor dat de wagen er gezellig uitziet. Ik zit er toch vijf dagen in de week”, zegt hij.
Om zeven uur ’s ochtends zit hij in zijn oranje, fluorescerende tuinbroek op de chauffeursstoel klaar om zijn werkdag te beginnen. Hij pakt zijn map waarin een lijst zit met adressen die hij langs moet. Het wordt „een rondje bouw in Amsterdam”.
Stap één: de zuigslurf
Per dag reinigen de mannen ongeveer veertig Dixi’s. „Nog een stuk of zes”, zegt Roskam als hij rond één uur ’s middags een modderige zandweg oprijdt en zijn wagen tussen kraanwagens en een bouwkeet door manoeuvreert. Zodra hij de Dixi spot, springt hij behendig de wagen uit. Met dikke, rubberen handschoenen aan rolt hij een grote slurf de wagen uit. „Een soort stofzuiger”, licht Roskam toe.
Ondanks de weeë lucht stapt hij zonder aarzeling de Dixi binnen en duwt de slurf de wc-pot in. „Die geur, daar raak je aan gewend.” Als het reservoir tot het laatste wc-papiertje is leeggezogen, loopt hij terug naar de auto en vult een grote emmer met knalblauw sop: het wc-water. „Hier zit een lekker deo’tje in”, zegt Roskam als hij het de pot in kiepert. „Tegen de vieze luchtjes.” Dan komt de laatste stap: de hogedrukspuit. Alles neemt Roskam ermee onder handen. De wc-bril, de vloer en de binnen en buitenkant van het hokje. „That’s it.” Hij bekijkt trots het eindresultaat en klopt zijn natte handschoenen uit. „En je ziet: mijn handen zijn nog schoon.”
Het werk van de Dixi-reiniger zal vermoedelijk niemands droombaan zijn. Toch zit Roskam vol met enthousiaste verhalen. Zo reist hij het hele land door. Hij heeft zelfs Dixi’s schoongemaakt bij John de Mols televisieshow Utopia. Daarbij verdient hij nu twee keer zoveel als toen hij nog in de bouw werkte. „Dat komt natuurlijk doordat het best een strontklus is!” Hij lacht hard om zijn eigen woordgrap.
Omdat de meeste Dixi’s één keer in de week schoongemaakt moeten worden gaan de reinigers elke week dezelfde locaties af. Veel bouwvakkers van wie Roskam de Dixi’s leegt zijn bekenden geworden. Als hij rond half drie ‘s middags de laatste Dixi heeft schoongemaakt en wegrijdt, wordt hij nageroepen. „Hé! Heb je nog een aanstekertje voor me?” Een van de bouwvakkers rent achter de auto aan. Roskam zet de wagen stil en grist een Dixi-aansteker uit een doosje. „Reclamemateriaal. Hier maak ik vrienden mee hoor. We hebben ook pennen, wil je?”
Roskams dag zit er bijna op. Het enige wat hij nu nog moet doen is de bak met het Dixi-afval legen in het riool. Dat kan op veel plekken in het land, dus doet hij het onderweg naar huis. Als hij het laatste bouwterrein afrijdt, vertelt hij dat hij – ondanks dat hij niet snel vies is van iets – toch weleens dingen meemaakt die zelfs hij onsmakelijk vindt. Als een Dixi wordt omgetrapt, de inhoud zich over het hokje verspreidt, de hele boel aankoekt en de hogedrukspuit het niet schoon krijgt bijvoorbeeld. „Dan moet er weleens een sponsje aan te pas komen, dat is wat minder.”
Hij rijdt Amsterdam uit, op weg naar huis en vertelt verder. „Een keer met Koninginnedag heb ik samen met mijn vrouw, die soms voor de gezelligheid een dagje meerijdt, een slapende zwerver uit een Dixi moeten trekken.” Hij noemt het één van de gekste en vieste dingen die hij tijdens zijn werk meemaakte. „Kun je nagaan.”
コメント